|
||||||||
|
“Huiveren”, dat is wat deze postume plaat bij mij teweegbrengt. Ik geef toe, dat ik er niet om stond te springen: in vond “Vivre”, de pianoplaat met Sofiane Pamart, in combinatie met de AB-concerten, die je live kon volgen, een heel mooi afscheidscadeau en eigenlijk hoefde ik niet méér. Tot ik deze plaat toegestuurd kreeg en die met geen stokken uit de CD-speler te krijgen bleek. Dit is namelijk een adieu-plaat geworden, die er stevig inhakt en tegelijk het beeld weer levend maakt van de man, die ik decennialang tegenkwam in de straten en cafés van onze hoofdstad. Een eeuwige kwajongen, dat was Arno, met een bijzonder soort humor, dat misschien niet altijd even fijnbesnaard was, maar wel heel herkenbaar voor zowat elke man van onze generatie. Dit laatste wapenfeit is een soort terugblik, een rondmaken van cirkels: remakes van ouder werk, gecombineerd met een paar nieuwe songs, die heel sterk de stempel dragen van de liveband waarmee Le Chevalier de laatste jaren optrok. Mirko Banovic, Sam Gysel en Bruno Fevery tekenen present, telkens er rockaccenten moeten uitgetekend worden en zij waren lange tijd de bevoorrechte getuigen van de laatste levensjaren van Arno, zodat je mag aannemen dat niemand beter dan zij konden aanvoelen waar het in doe periode bij De Man om draaide: hij wilde terugkijken en tegelijk de fakkel doorgeven. In de openende en de afsluitende nummers, “La Vérité” en “I’m Not Gonna Whistle”, werd daartoe zoon Felix ingeschakeld om beats te maken, terwijl zoon Dejan Banovic de toetsenpartijen voor zijn rekening nam. Broer Peter Hintjens stuwt met een heerlijke saxpartij de plaat naar felle hoogten, doordat hij heerlijk in dialoog gaat met de mondharmonica van Arno, die een flard “Middle Class and Blue Eyes” parafraseert. Dat noemen we: “stoppen op een hoogtepunt”, al kan ik onmogelijk voorbij aan de zalige vertolking van “La Paloma”, een nummer dat lang geleden ook al op het repertoire van Charles et les Lulus stond en hier zowaar in duet-vorm met de enige echte Mireille Mathieu nieuw leven ingeblazen wordt. U herinnert zich vast dat Lulu de naam was van Arno’s mama, de vrouw die in het café van Opa Charles Ernest, weleens op een stoel of tafel ging staan zingen en van wie Arno dus duidelijk één en ander meegekregen had. Dat de plaat “Opex” getiteld wordt, verwijst al evenzeer naar dat verleden, aangezien het de populairen naam was van de wijk waar Arno opgroeide. Verder zijn er de cirkels, waarin Shelle Dierickx en fotograaf Danny Willems erg centraal staan: beiden waren jarenlange kompanen van Arno en ook hun inbreng hier is alweer even essentieel als hoogstaand: niemand kon Arbo beter in beeld brengen dan Willens en niemand voelde de zanger Arbo beter aan dan geluidsman Shelle. Dat is nu exact wat een echt testament doet, zie: aandacht en ruimte maken voor al wie de overledene lief was. Daar horen in dit geval ook Ope bij, en Elvis, met wie het allemaal begon. En het eindigt met de laatste Zizi-frase van Arno: “on s’en fout, on fait la fête, embrasse mes deux boulettes”, aan song waarvan ik serieus hoop, dat hij ooit een plaatsje zal veroveren in onze rock-canon, aal de zijde van “Vive Ma Liberté” en “Oh La La La”. Merci Arno ! E U lezer, u moest verdorie al onderweg zijn naar uw platenboer! (Dani Heyvaert)
|